Infiltratietherapieën bij gonartrose: wat is nieuw in 2025?
Gonartrose, of knieartrose, is een van de meest voorkomende chronische gewrichtsaandoeningen en een belangrijke oorzaak van pijn en functionele beperkingen. Wereldwijd wordt geschat dat ongeveer 10% van de bevolking aan artrose lijdt, en knieartrose vormt vanwege de hoge belasting van het gewricht een grote uitdaging. Naast conservatieve behandelingen zoals fysiotherapie, gewichtsreductie en pijnstillers, komen intra-articulaire injectietherapieën steeds meer in de schijnwerpers te staan. Deze injecties hebben als doel de symptomen te verlichten en het ziekteverloop positief te beïnvloeden. Gangbare injecties zijn die met glucocorticoïden (cortison) voor kortetermijnverlichting en hyaluronzuur (HA) voor viscosupplementatie. De afgelopen jaren heeft ook de behandeling met bloedplaatjesrijk plasma (PRP) zich gevestigd als een biologische optie. Tot voor kort was de wetenschappelijke onderbouwing hiervoor wisselend, maar in 2025 blijft er weinig twijfel over.
Duitse S3-richtlijn over gonartrose
De geactualiseerde Duitse S3-richtlijn voor de preventie en therapie van gonartrose uit 2024 rangschikt een aantal behandelingen.
Corticosteroïden worden met terughoudendheid aanbevolen: een eenmalige injectie met cortison kan tijdelijk worden overwogen bij pijnlijke gonartrose, maar alleen als andere therapieën onvoldoende effectief zijn. Patiënten moeten worden geïnformeerd dat het effect slechts enkele weken aanhoudt. Deze terughoudendheid is gebaseerd op het feit dat steroïde-injecties op de lange termijn geen bewezen effect hebben op de gewrichtsfunctie en bij frequent gebruik zelfs een negatieve invloed kunnen hebben op het kraakbeenmetabolisme. De richtlijn adviseert daarom een terughoudend gebruik.
Voor hyaluronzuur (HA) kan de richtlijn geen algemene aanbeveling doen. Dit komt door tegenstrijdige studies: sommige tonen een lichte pijnvermindering, terwijl andere nauwelijks verschillen met een placebo vinden. De algehele conclusie is dat het bewijs onvoldoende en wisselend is voor een duidelijke beoordeling. Uit persoonlijke ervaring kan hyaluronzuur effectief zijn in selecte patiënten.
PRP-therapie krijgt daarentegen voor het eerst aandacht in de richtlijn. Bloedplaatjesrijk plasma kan worden overwogen bij symptomatische gonartrose als andere maatregelen gecontra-indiceerd, ongeschikt of niet effectief genoeg zijn. De richtlijn benadrukt ook dat elke intra-articulaire injectie moet worden uitgevoerd door getrainde artsen met strikte aseptische technieken, wat het belang van ervaring en, indien nodig, beeldvorming onderstreept. De richtlijn van 2024/25 weerspiegelt de trend om cortison met terughoudendheid te gebruiken en PRP als aanvullende optie, terwijl HA geen duidelijke rol krijgt toegewezen.
Europese consensus: ESSKA
Ook op Europees niveau zijn er duidelijke aanbevelingen geformuleerd door de ESSKA (European Society for Sports Traumatology, Knee Surgery and Arthroscopy) in 2024. In hun consensusrapport over bloedderivaten (ESSKA-ORBIT) concludeerden experts dat er voldoende preklinisch en klinisch bewijs is voor het gebruik van PRP bij knieartrose. Vooral bij milde tot matige knieartrose (Kellgren-Lawrence graad I-III) tonen klinische studies een significante effectiviteit van PRP.
Drie aanbevelingen kregen de hoogste graad van bewijs (A):
- PRP is een effectief middel met klinisch bewijs voor knieartrose.
- PRP toont effectiviteit bij milde tot matige artrose.
- PRP-injecties bieden een langer aanhoudend effect en hebben een gunstiger veiligheidsprofiel dan corticosteroïden.
De ESSKA-groep beschouwt PRP als een valide behandelingsoptie, en voor geschikte patiënten zelfs als een mogelijke eerste keuze onder de injectietherapieën in het niet-operatieve management. Een aanvullend consensusrapport (ESSKA-ICRS) stelt dat PRP geschikt is voor patiënten jonger dan of gelijk aan 80 jaar met knieartrose KL 0-III, nadat conservatieve en andere invasieve maatregelen zijn uitgeput. De ESSKA-experts geven duidelijk de voorkeur aan PRP boven cortison-injecties, aangezien PRP een langduriger voordeel biedt zonder kraakbeenschadelijke effecten.
Dosis en nauwkeurigheid in de literatuur
De literatuur benadrukt het belang van de juiste dosis van PRP. Nieuwere studies tonen een duidelijke dosis-effectrelatie: een hoger aantal toegediende bloedplaatjes leidt tot betere klinische resultaten. Een overzichtsstudie van 29 gerandomiseerde, gecontroleerde studies (RCT’s) vond dat studies met een positief behandeleffect gemiddeld 5,5 miljard bloedplaatjes per injectie gebruikten, terwijl studies zonder significant voordeel gemiddeld slechts 2,3 miljard bevatten. Dit verschil was statistisch significant, wat suggereert dat hoge doses een vereiste zijn voor duurzaam succes. De literatuur wijst op een optimale cumulatieve dosis van 10 tot 12 miljard bloedplaatjes. De bloedplaatjesdosis lijkt de cruciale werkzame factor te zijn, terwijl het aantal leukocyten minder kritisch is dan eerder werd gedacht.
Naast de dosis is de precisie van de injectie van essentieel belang. Traditioneel worden gewrichtsinjecties vaak ‘blind’ uitgevoerd, waarbij de intra-articulaire nauwkeurigheid bij knie-injecties slechts 70 tot 85 procent bedraagt. Echogeleide injecties verhogen de trefkans tot bijna 100%. Studies tonen aan dat echogeleide injecties leiden tot minder procedurele pijn en betere langetermijnresultaten. Een studie toonde aan dat patiënten die een echogeleide HA-injectie kregen, significant minder vaak een knieprothese nodig hadden. Daarom wordt gesteld dat alle infiltraties routinematig beeldgeleid moeten worden uitgevoerd om de werkzaamheid te waarborgen.
Combinatietherapieën
Een veelbelovende benadering is het combineren van verschillende injectiepreparaten. De combinatie van PRP plus HA heeft veel aandacht gekregen. De theorie is dat HA als drager de verblijfsduur van de groeifactoren van PRP in het gewricht kan verlengen, terwijl PRP de biologische werkzaamheid levert. Grote meta-analyses tonen aan dat de combinatie van PRP en HA leidt tot een significant sterkere pijnvermindering en functionele verbetering dan PRP alleen. Er traden ook minder bijwerkingen op in de combinatiegroep. De evidentie neigt naar een additief effect, wat betekent dat het combineren van twee werkingsprincipes het totale effect kan verhogen.
Conclusie en vooruitblik
De injectiebehandeling van artrose heeft de laatste jaren een duidelijke transformatie ondergaan. Corticosteroïden worden in 2025 met meer terughoudendheid en doelgerichter gebruikt, enkel voor kortdurende verlichting in specifieke situaties. HA blijft omstreden. De PRP-therapie komt daarentegen steeds meer op de voorgrond als een biologische optie voor de symptomatische en mogelijk ziekteveranderende behandeling van gonartrose. Hoogwaardige studies laten zien dat PRP, vooral bij matige artrose, pijn kan verlichten en de functie kan verbeteren, soms langer dan twaalf maanden. Essentieel hierbij is een voldoende dosis bloedplaatjes.
Een ander belangrijk aspect is de beeldgestuurde toepassing. Echogeleide injecties worden in 2025 als de gouden standaard beschouwd om optimale effectiviteit en veiligheid te garanderen. Toekomstige ontwikkelingen zullen zich waarschijnlijk richten op combinatiebehandelingen, in het bijzonder PRP plus HA, die al superieur lijken.
Kortom, de basis voor succesvolle artrose-injecties blijft hetzelfde: de juiste timing in het ziekteverloop, het juiste preparaat (biologisch actief en hooggedoseerd), en de juiste techniek. De huidige ontwikkelingen bieden hoop dat invasieve maatregelen niet langer alleen de symptomen maskeren, maar de artrosebehandeling daadwerkelijk transformeren in de richting van gewrichtsbehoud en regeneratie. Vanaf 2025 is PRP in opkomst, en kennis van moderne injectietechnieken wordt een steeds belangrijker onderdeel van het vakgebied in de orthopedie, reumatologie en sportgeneeskunde.
referenties:
Musculoskeletal Injections Manual – ESSKA
Basics, Techniques and Injectable Agents
Baris KocaogluLior LaverLaura de GirolamoRiccardo Compagnoni

