PRP bij knie-artrose: Meer bewijs dan traditionele corticosteroïd-injecties

Een verschuiving in de wetenschap

Knie-artrose is een van de meest voorkomende chronische aandoeningen wereldwijd, met een geschatte prevalentie van 23% bij volwassenen. Patiënten ervaren pijn, zwelling en functionele beperkingen die het dagelijks leven behoorlijk kunnen beïnvloeden. Wanneer conservatieve behandelingen zoals fysiotherapie, pijnstillers en gewichtsreductie onvoldoende helpen, worden vaak injecties in de knie overwogen om een knieprothese uit te stellen of te vermijden.

Een recent gepubliceerd systematisch literatuuronderzoek in het internationale tijdschrift The Knee (2025) brengt opmerkelijke cijfers naar voren die aantonen dat PRP-injecties inmiddels beter wetenschappelijk onderbouwd zijn dan de traditionele corticosteroïd-injecties.

Wat zijn corticosteroïden en PRP?

Corticosteroïden zijn ontstekingsremmende medicijnen die al decennialang worden gebruikt bij knie-artrose. Ze werken door ontstekingsprocessen in het gewricht te onderdrukken, wat kan zorgen voor tijdelijke pijnverlichting.

PRP (Platelet-Rich Plasma) is een modernere behandeling waarbij bloedplaatjes uit eigen bloed worden geconcentreerd en teruggeïnjecteerd in de knie. Deze bloedplaatjes bevatten groeifactoren die het natuurlijke herstelproces van het kraakbeen en het gewricht kunnen stimuleren.

De cijfers spreken boekdelen

De onderzoekers analyseerden 60 jaar aan wetenschappelijke literatuur (van 1959 tot maart 2024) en vonden in totaal 356 studies met 24.435 patiënten met knie-artrose. De resultaten zijn opvallend:

Aantal studies

  • PRP: 224 studies
  • Corticosteroïden: 152 studies

Aantal onderzochte patiënten

  • PRP: 15.113 patiënten
  • Corticosteroïden: 9.322 patiënten

Hoogwaardige onderzoeken (RCT’s)

  • PRP: 119 gerandomiseerde studies met 6.028 patiënten
  • Corticosteroïden: 103 gerandomiseerde studies met 5.478 patiënten

De tijdlijn: PRP haalt corticosteroïden in

Hoewel corticosteroïd-injecties al sinds 1959 worden bestudeerd en PRP pas vanaf 2008, is er een opmerkelijke verschuiving zichtbaar:

  • De eerste studie naar corticosteroïden verscheen in 1959
  • De eerste studie naar PRP voor knie-artrose verscheen in 2008
  • Vanaf 2020 zijn er méér studies gepubliceerd over PRP dan over corticosteroïden
  • In 2020 en 2023 werden pieken bereikt met 34 studies per jaar over PRP

Dit explosieve aantal publicaties over PRP weerspiegelt de groeiende belangstelling van de wetenschappelijke gemeenschap voor deze modernere behandelmethode.

Wat zegt het onderzoek over effectiviteit?

Meerdere meta-analyses die PRP en corticosteroïden direct met elkaar vergelijken, tonen aan dat:

  1. Op korte termijn (tot 6 weken): Beide behandelingen geven vergelijkbare resultaten
  2. Op middellange en lange termijn: PRP presteert significant beter dan corticosteroïden
  3. Het verschil is niet alleen statistisch significant, maar ook klinisch relevant – patiënten merken daadwerkelijk verschil
  4. Veiligheid: PRP heeft een gunstiger veiligheidsprofiel

De discrepantie met medische richtlijnen

Ondanks dit overweldigende wetenschappelijke bewijs, bestaat er een opmerkelijke kloof tussen de wetenschap en de officiële aanbevelingen:

Internationale richtlijnen over corticosteroïden:

  • American College of Rheumatology: Beveelt corticosteroïd-injecties aan
  • ESCEO (Europese richtlijn): Zwakke aanbeveling voor corticosteroïden
  • OARSI: Voorwaardelijke aanbeveling voor corticosteroïden
  • AAOS: Matige aanbeveling voor corticosteroïden

Internationale richtlijnen over PRP:

  • American College of Rheumatology: Raadt PRP sterk af
  • ESCEO: PRP wordt niet genoemd
  • OARSI: Raadt PRP sterk af
  • AAOS: Beperkte aanbeveling voor PRP
  • Het standpunt van de Nederlandse Orthopedische Vereniging (NOV) uit 2018 is dat intra-articulaire PRP-injecties bij artrose niet worden geadviseerd, omdat de wetenschappelijke onderbouwing onvoldoende is om effectiviteit aan te tonen

Waarom deze discrepantie?

De auteurs van het onderzoek wijzen op verschillende mogelijke verklaringen:

  1. Traagheid in richtlijnontwikkeling: Medische richtlijnen worden niet jaarlijks aangepast en lopen vaak achter op de nieuwste wetenschap
  2. Bezorgdheid over heterogeniteit: Er bestaan verschillende PRP-bereidingsmethoden, wat zorgen oproept over standaardisatie
  3. Traditionele voorkeur: Corticosteroïden worden al decennia gebruikt en zijn vertrouwd voor artsen

De onderzoekers benadrukken echter dat deze argumenten niet langer houdbaar zijn gezien:

  • Het grotere aantal studies voor PRP
  • Het grotere aantal onderzochte patiënten
  • De hogere effectiviteit op middellange en lange termijn
  • Het betere veiligheidsprofiel

Bovendien geldt het argument van gebrek aan standaardisatie ook voor corticosteroïden, waarbij verschillende moleculen, formuleringen en injectieprotocollen worden gebruikt.

Implicaties voor de praktijk

Deze bevindingen suggereren dat het tijd is voor een heroverweging van de huidige behandelrichtlijnen. Op basis van het huidige wetenschappelijke bewijs zou PRP:

  • Tenminste gelijkwaardig aan corticosteroïden moeten worden aanbevolen
  • Of zelfs bij voorkeur moeten worden geadviseerd boven corticosteroïden, gezien:
    • De betere resultaten op middellange en lange termijn
    • Het gunstiger veiligheidsprofiel
    • De mogelijk kraakbeenbeschermende effecten van PRP versus de mogelijke kraakbeenschadende effecten van herhaalde corticosteroïd-injecties

Conclusie

Na 60 jaar onderzoek naar injecties bij knie-artrose laten de cijfers een duidelijk beeld zien: PRP wordt onderzocht in meer studies, bij meer patiënten, en met meer hoogwaardige onderzoeksopzetten dan corticosteroïd-injecties. Bovendien tonen direct vergelijkende studies consistent aan dat PRP veiliger en effectiever is, vooral op de langere termijn.

De wetenschap is duidelijk: PRP is niet langer een experimentele behandeling met onvoldoende bewijs, maar een goed onderbouwde, moderne behandeloptie die serieus overwogen zou moeten worden voor patiënten met knie-artrose wanneer conservatieve behandelingen onvoldoende helpen.

Het is tijd dat medische richtlijnen deze realiteit gaan weerspiegelen en PRP de plaats geven die het op basis van wetenschappelijk bewijs verdient in de behandeling van knie-artrose.


Bron: Boffa A, Moraca G, Sangiorgio A, Di Martino A, Bensa A, Filardo G. Corticosteroids versus platelet-rich plasma injections for knee osteoarthritis: Where is there more evidence? A systematic review of 60 years of literature. The Knee. 2025;55:104-111.

About the Author :

START TYPING AND PRESS ENTER TO SEARCH